Paragraaf 1 Doelstellingen bij Wijs Worden VMBO deel 1

Inleidende opmerkingen bij de methode Wijs Worden VMBO

Wijs Worden VMBO is een zustermethode van Wijs Worden (voor HAVO/VWO editie 2011/2012) en Wijs Worden Basis (voor VMBO-T en HAVO).

Wijs Worden is met haar aandacht voor ethiek, levensbeschouwing en burgerschap inzetbaar binnen vakken waar reflectie over verantwoordelijk denken en handelen centraal staat. Daarbij valt met name te denken aan vakken als levensbeschouwing, godsdienst en mens en maatschappij.

Didactisch zwaartepunt vormt een aanpak waarbij leerlingen zelf leren ontdekken en zelfstandig aan de slag kunnen met de aangeboden inzichten. Om die reden is consequent gekozen voor een beperkte hoeveelheid informatie die aan de hand van verschillende opdrachten verwerkt kan worden.

Naast een leerwerkboek kunnen leerlingen ook gebruik maken van een speciale website. De opdrachten in het leerwerkboek hebben als eerste doel het verwerken en zich eigen maken van de aangeboden stof. Daarna worden leerlingen uitgedaagd kritisch na te denken over de stof of zelf een beargumenteerde positie in te nemen. Daarnaast bestaat ruimte voor het voeren van een debat of een socratisch gesprek.

De opdrachten volgen vaak een stramien: van kennis vergaren, via verwerken van die kennis naar het zelf, door middel van het geven van eigen voorbeelden, toepassen van de kennis.

 

Algemene doelstellingen van Wijs Worden

De leerling wordt zich bewust van zijn/haar eigen levensbeschouwing.

De leerling verdiept de eigen levensbeschouwing.

De leerling ontwikkelt het besef dat die eigen opvattingen bestaan te midden van andere, vaak afwijkende, opvattingen.

De leerling leert het belang inzien van een dialoog tussen antwoorden op levensvragen, antwoorden die ieder op zich altijd voorlopig blijven.

De leerling maakt kennis met de belangrijke levensbeschouwelijke stromingen.

De leerling leert kritisch na te denken (filosoferen) over zowel de eigen levensbeschouwing als die van anderen.

 

De docentenhandleiding: antwoorden en antwoordsuggesties op vragen, didactische tips en aanvullende informatie

Sommige antwoorden op de opdrachten zijn aangevuld met een didactische tip. Het gaat dan bijvoorbeeld om

-      discussiepunten en gespreksuggesties, om

-      aan de leerlingen voor te leggen vragen, om

-      toelichting bij afbeeldingen of om

-      suggesties hoe een bepaald onderwerp behandeld kan worden.

Naast didactische tips is er in deze handleiding ook op veel plaatsen extra informatie opgenomen. Dat kan een toelichtende tekst zijn, maar ook een literatuurtip.

 

Toetsvragen

Docenten die integraal werken met Wijs Worden hebben toegang tot het afgeschermde gedeelte van de website bij Wijs Worden en kunnen gratis toetsvragen downloaden.

 

Ruimte voor aantekeningen

De laatste bladzijden van het leerwerkboek bieden ruimte aan de leerling voor extra aantekeningen.

 

 

Filosofisch gesprek en debatmethodiek in Wijs Worden

 

a. Het filosofisch gesprek

Bij een filosofisch gesprek over levensbeschouwelijke vraagstukken ligt het accent op naar elkaar leren luisteren, van elkaar proberen te leren. Het gaat dus eerder om de vorm van een socratisch gesprek dan om een zogenaamd debat (vergelijk b.). Bij de debatmethodiek is altijd het gevaar aanwezig van afglijden naar een wedstrijd waarbij het er koste wat kost om gaat te winnen. Veel belangrijker is het dat leerlingen ontdekken dat wijzer worden een proces is dat mede afhankelijk is van het kunnen openstaan voor de ander. Het aantal praktische tips in het eerste hoofdstuk is daarom bewust beperkt gehouden.

Het verdient aanbeveling in de klas een levensbeschouwelijk/filosofisch gesprek te houden waarbij vooraf ook de communicatieve doelstellingen duidelijk zijn waarbij leren luisteren naar elkaar en openstaan voor elkaar de belangrijkste zijn. Daarop kan het gesprek ook geëvalueerd worden: niet alleen op de inhoudelijkheid maar ook op de houding.

Het verdient aanbeveling het klassengesprek goed voor te bereiden. Eén of meer leerlingen verdedigen een stelling waarbij ze voldoende argumenten hebben. De leerdoelen staan op het bord. Het moet voor de leerlingen duidelijk zijn dat het bij deze discussie er ook om gaat dat ze leren openstaan voor en luisteren naar elkaar. Zeker de eerste keer krijgen de leerlingen het woord van de docent nadat ze hun hand hebben opgestoken. Als er even een stilte valt, is dat geen ramp, in tegendeel: denkpauzes hebben positieve invloed op het niveau van het gesprek. Het verdient zelfs aanbeveling om de volgende regels te hanteren:

-      Steeds is er slechts één leerling aan het woord.

-      De docent bepaalt wie het woord heeft.

-      Nadat iemand is uitgesproken, is er steeds (bijvoorbeeld:) drie seconden denkpauze. Pas daarna mogen leerlingen hun hand opsteken en het woord vragen.

-      De docent ziet er op toe dat de denkpauze ook daadwerkelijk gebruikt wordt als reflectiemoment.

-      Als alternatief kan tijdens de les als regel gelden dat je in je eigen reactie op de mening van een ander, eerst de mening van de ander herhaalt of samenvat. Het doel is: leren luisteren.

-      Mogelijke regel: iedereen die het woord krijgt, begint zijn zin met ‘Ik ben het eens met...’ of ‘Ik ben het oneens met...’.

-      Mogelijke regel: iedereen die het woord krijgt, begint zijn zin met ‘Ik denk dat...’.

-      Het waarom van deze regels moet voor de leerlingen duidelijk zijn.

Dergelijke regels kunnen op het bord worden geschreven.

 

b. De debatmethodiek ook binnen het vmbo

Vaak wordt het debat nog gezien als een methode die met name inzetbaar is op vwo en gymnasium. Voor vmbo zou de methodiek te hoog gegrepen zijn. In de praktijk blijkt dit zeker niet het geval te zijn. Zolang de debatonderwerpen maar gekozen worden binnen de belevingswereld van de deelnemers werkt het debat binnen alle lagen van het onderwijs. Daarnaast leidt het oefenen met het debat in de klas niet zelden tot interessante inzichten bij de docenten: leerlingen die tot dusver niet in staat bleken om goed te argumenteren of zaken te verwoorden, kunnen via de debatmethode uitblinken. (Uit ‘12-18’, 2008 nr 6, blz 48)

 

Voordelen van de debatmethodiek

1.   Leerlingen treden samen op als team en moeten elkaar steunen; ze leren zo spelenderwijs samenwerken

2.   Ze worden geprikkeld genuanceerder over thema’s na te denken. Ze verdiepen zich in uitersten en ontdekken dat de waarheid vaak in het midden ligt.

3.   Doordat de leerlingen worden losgekoppeld van hun persoonlijke overtuiging worden ook de meest gevoelige onderwerpen bespreekbaar. Bijvoorbeeld de stelling ‘het suikerfeest moet een nationale feestdag worden’ heeft inmiddels deze vraag op veel scholen bespreekbaar gemaakt.

 

Wijs Worden biedt op veel plaatsen zinvolle gelegenheid voor deze methode. In het docentenboek wordt hier een aantal keren op gewezen en wordt een stelling geformuleerd.

Van belang is dat de docent de randvoorwaarden en de regels voor een debat kent. Hier volgen enkele tips.

 

A. Kenmerken van een goede debatstelling

-      Controversieel; leerlingen verschillen van mening over de stelling.

-      Kort geformuleerd; een goede stelling heeft niet meer dan 12 woorden.

-      Duidelijk; iedereen snapt bij eerste lezing waar de stelling over gaat.

-      Geen dubbele ontkenning; anders ontstaat verwarring over de rollen in het debat.

-      Geen argumenten; die komen in het debat naar voren.

 

Voorbeeldstellingen

-      Journalisten mogen alles schrijven.

-      Jongeren moeten verplicht lid zijn van een sportclub.

 

B. Tips voor tijdens een debatles

-      Zorg ervoor dat alle leerlingen een keer deelnemer zijn tijdens een debatles; het grootste leereffect gaat uit van oefenen.

-      Laat leerlingen elkaar beoordelen; dit kunnen zij heel goed en het geven van feedback is onderdeel van het leerproces.

-      Spreek van tevoren af op welk onderdeel leerlingen beoordeeld gaan worden; is het doel van de les presentatievaardigheid of argumentatievaardigheid.

-      Voor de leerlingen moet duidelijk zijn dat het niet gaat om een wedstrijd waarbij allerlei oneigenlijke middelen ingezet kunnen worden om te ‘winnen’. Wat telt zijn argumenten, niet de grootste mond en er mag bijvoorbeeld ook niet op de man gespeeld worden (vergelijk de tips voor een goed gesprek). Grijp dus meteen in als het debat dreigt af te glijden.

-      Zorg voor een positieve sfeer; iedere spreker hoort aan het begin en aan het einde van zijn betoog applaus te ontvangen.

-      Richt het lokaal in als ‘debatarena’; een vak met voorstanders en een vak met tegenstanders tegenover elkaar, de jury in het midden.

 

C. Docententraining debatteren

Eendaagse cursussen van het Nederlands Debat Instituut kunnen op de school zelf plaats vinden. Vergelijk de website van het debatinstituut. (Tel. 035-6252050).

 

 

 

 

II Hoofdstukbespreking

 

 

De opzet van deel 1

De hoofdstukken 2 en 4 hebben een inhoudelijke link met de jaargetijden. Hoofdstuk 2 hoort bij het najaar. Het behandelt de basale betekenis van licht en donker maar ook de symbolische mogelijkheden en toepassingen op het terrein van levensbeschouwing. Het hoofdstuk loopt uit op de viering van het lichtfeest, het kerstfeest. Hoofdstuk 4 hoort bij het voorjaar: wat dood was komt weer tot leven en loopt uit op het paasfeest waarbij de komst van het nieuwe leven gevierd wordt.

Het verdient daarom aanbeveling hoofdstuk 2 te behandelen in het najaar nadat hoofdstuk 1 in de maanden (eind) augustus, september en (begin) oktober aan de orde is geweest. Hoofdstuk 2 kan dus een plaats hebben in oktober-december. Hoofdstuk 3 in januari/februari en hoofdstuk 4 in maart/april.

Bij zowel hoofdstuk 2 als hoofdstuk 4 komt ook de christelijke symboliek en christelijke duiding van respectievelijk het kerstfeest en het paasfeest aan de orde. Hoofdstuk 6 vooronderstelt op enkele plaatsen kennis van hoofdstuk 2 en 4 en kan dus het beste als laatste behandeld worden. Natuurlijk kan hoofdstuk 5 in de plaats van hoofdstuk 3 worden behandeld of worden weggelaten: in het geval behandeling van alle stof gedurende het schooljaar niet mogelijk is. Hoofdstuk 1, een echt basishoofdstuk met uitleg van basisbegrippen als ‘levensvraag’, kan in ieder geval niet worden weggelaten.

 

 

 

Hoofdstuk 1              Over wat echt belangrijk is

 

 

Leerdoelen

Hieronder staan de leerdoelen van dit hoofdstuk geformuleerd in termen van leerlingengedrag.

1.   De leerling kan in eigen woorden duidelijk maken wat het woord ‘levensbeschouwing’ betekent.

2.   De leerling kan met voorbeelden het verschil duidelijk maken tussen gewone vragen en levensvragen.

3.   De leerling begrijpt dat het bij het begrip levensbeschouwing gaat om het geheel van levensvragen en de antwoorden daarop.

4.   De leerling kan het verschil tussen individuele en gemeenschappelijke levensbeschouwing duidelijk maken.

5.   De leerling begrijpt dat filosoferen betekent dat je vragen stelt bij wat vanzelfsprekend is en dat zo nieuwe vragen ontstaan.

6.   De leerling kan aan de hand van praktijkvoorbeelden duidelijk maken dat goed nadenken over belangrijke zaken in het leven (filosoferen), kan helpen om beter en gelukkiger te leven.

7.   De leerling kan aangeven wanneer drie basisregels van een goed gesprek worden overtreden.

 

Elf bronnen met belangrijke begrippen

1.   Gewone vragen

2.   Levensvragen

3.   Levensbeschouwing

4.   Persoonlijke en gemeenschappelijke levensbeschouwing

5.   Levensbeschouwing blijkt ook uit wat je doet

6.   Wanneer denk je na over levensvragen?

7.   Nadenken over levensvragen noemen we filosoferen

8.   Door nadenken over levensvragen kun je gelukkiger worden

9.   Wat is een goed gesprek?

10.                                    Regels voor een goed gesprek

11.                                    Het ik-standpunt en het jij-standpunt

 

 

 

Hoofdstuk 2              Licht en donker

 

 

Leerdoelen

Hieronder staan de leerdoelen van dit hoofdstuk geformuleerd in termen van leerlingengedrag.

1.   De leerling kan op basis van eigen ervaringen uitleggen wat de betekenis is van licht voor je dagelijkse doen en laten.

2.   De leerling kan uitleggen wat het betekent als gezegd wordt dat zonlicht leven mogelijk maakt.

3.   De leerling kan uitleggen dat de mens licht nodig heeft om gezond te blijven.

4.   De leerling kan uitleggen dat primaire ervaringen van licht het begrip ‘licht’ geschikt maken om positieve menselijke ervaringen en gevoelens te duiden.

5.   De leerling kan uitleggen dat primaire ervaringen van donker en duisternis begrippen als ‘donker’ en ‘duisternis’ geschikt maken om negatieve menselijke ervaringen en gevoelens te duiden.

6.   De leerling kan voorbeelden geven van hoe in onze taal begrippen als ‘licht’ en ‘donker’ metaforisch gebruikt worden.

7.   De leerling kan uitleggen waarom men in oude culturen juist de zon als een god vereerde.

8.   De leerling kan kort beschrijven waarom het Romeinse zonnefeest in het christelijk feest van de geboorte van Jezus kon veranderen.

9.   De leerling kan duidelijk maken waarom voor christenen de geboorte van Jezus aansloot bij de viering van het Romeinse lichtfeest en het Germaanse winterse zonnewendefeest.

10.           De leerling kan de elementen uit de oude Germaanse cultuur noemen die een plaats kregen binnen (de symboliek van) ons kerstfeest.

11.                                    De leerling kan uitleggen dat het bij de geboorteverhalen van de evangelisten Matteüs en Lucas om twee verschillende verhalen gaat die ieder voor zich de lezer een kennismaking met de figuur van Jezus van Nazaret bieden.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Samen op de wereld

 

 

Leerdoelen

1.   De leerling kan duidelijk maken wat het betekent dat je tegelijk kunt zeggen dat je uniek bent, dat je mens bent en dat je een levend wezen bent.

2.   De leerling kan aan de hand van voorbeelden kritisch nadenken over omgaan met a) jezelf, b) met anderen (dichtbij en ver weg) en c) met alles wat leeft.

3.   De leerling kan duidelijk maken dat zowel een bezitterige houding in een relatie, als een onverschillige houding in een relatie, in strijd zijn met een ideaal van respectvol met elkaar omgaan.

4.              De leerling kan duidelijk maken wat het hebben van verantwoordelijkheid voor alles wat leeft zoal aan keuzes met zich brengt.

 

 

Hoofdstuk 4 Leven en dood

 

 

Leerdoelen

Hieronder staan de leerdoelen van dit hoofdstuk geformuleerd in termen van leerlingengedrag.

1.   De leerling kan het begrip cirkelbeweging uitleggen aan de hand van het natuurlijke proces van de composthoop.

2.   De leerling kan duidelijk maken dat de cirkelbeweging een model is om alles wat leeft een plaats te geven.

3.   De leerling kan in eigen woorden uitleggen wat het betekent als je tijd opvat als een lijn: men signaleert dan ontwikkeling, het nieuwe en vooruitgang.

4.   De leerling kan aan de hand van concrete voorbeelden uitleggen dat in het carnavalsfeest elementen zijn opgenomen die stammen uit lentefeesten van natuurvolken.

5.   De leerling kan aan de hand van (minstens) twee symbolen voor nieuw leven, uitleggen waarom juist dit geschikte symbolen voor nieuw leven zijn.

6.   De leerling kan de herkomst uitleggen van enkele belangrijke elementen in het joodse pesachfeest.

7.   De leerling kan duidelijk maken dat zowel Pesach als het christelijk paasfeest met nieuw leven te maken hebben.

8.   De leerling kan aan de hand van voorbeelden van voorstellingen van de hemel uitleggen dat het hier om uitdrukkingen gaat van idealen en wensen uit een bepaalde tijd en cultuur.

9.              De leerling kan twee oorzaken noemen van het afbrokkelen van het geloof in een hiernamaals en van het terughoudender spreken over hemel en hel.

 

 

Hoofdstuk 5 Over wat wel en niet deugt         

 

 

Leerdoelen

Hieronder staan de leerdoelen van dit hoofdstuk geformuleerd in termen van leerlingengedrag.

1. De leerling kan aan de hand van een eigen voorbeeld de drie kenmerken aanwijzen van menselijke reacties op ervaringen van goed en kwaad.

2.   De leerling kan de begrippen ‘waarden’, ‘normen’ en ‘ethiek’ in eigen woorden verduidelijken.

3.   De leerling kan in eigen woorden duidelijk maken dat waarden en normen onderscheiden moeten worden van feiten.

4.   De leerling kan uitleggen wat de gulden regel is en waarom het een moreel principe is dat je in veel culturen aantreft.

5.   De leerling kan in eigen woorden duidelijk maken wat een deugd is.

6.   De leerling kan voorbeelden van deugden geven.

7.   De leerling kan verwoorden dat het zowel bij stoerheid als bij dapperheid gaat om het trotseren van gevaar en het overwinnen van angst.

8.   De leerling kan met voorbeelden verduidelijken waarin stoerheid en dapperheid verschillen.

9.   De leerling kan aan de hand van een voorbeeld duidelijk maken dat eerlijkheid een voorwaarde is voor intimiteit en je veilig voelen bij elkaar.

10.           De leerling kan duidelijk maken dat een waarde als ‘de waarheid spreken’ kan conflicteren met andere waarden.

11.           De leerling kent drie antwoorden op de vraag waarom mensen soms niet de waarheid spreken: een gebrek aan dapperheid, eigen belang en het moeten voorrang verlenen aan een andere waarde.

 

 

 

Hoofdstuk 6 Jodendom en christendom

 

 

Leerdoelen

1.   De leerlingen maken kennis met de ontstaansgeschiedenis van het jodendom en het christendom.

2.   De leerlingen kunnen uitleggen wat het jodendom en het christendom monotheïstisch maakt.

3.   De leerlingen kunnen aangeven wat de belangrijkste bronnen zijn van jodendom en christendom.

4.   De leerlingen kunnen in grote lijnen de geschiedenis van jodendom en christendom schetsen.

5.   De leerlingen kunnen het idee uitleggen van een verbond tussen God en het joodse volk.

6.   Leerlingen kunnen voorbeelden geven van levensbeschouwelijke rituelen en uitleggen wat een levensbeschouwelijk ritueel is.

7.   De leerling kan met voorbeelden aangeven waarom de figuur van Jezus zowel inspirerend werkte als ook weerstand opriep bij sommigen.

8.              De leerling kan uitleggen waarom de figuur van Paulus zo belangrijk is geweest voor de verspreiding van het christendom.